Requiem der buitenspelers
zaterdag 8 maart 2003Het zat er al tijden aan te komen – geachte toeschouwer – maar de afgelopen weken zijn de klassieke buitenspelers dan toch echt ten grave gedragen. Bondscoach Advocaat wond er al geen doekjes om toen Marc Overmars huilend opbelde met de vraag waarom hij in godsnaam niet was geselecteerd voor de – vriendschappelijke – kraker tegen de Argentijnen: Dickie zag geen reden om van systeem te veranderen. En ook Ajax speelt onherkenbaar, maar boekte met anderhalve spits toch een aardig resultaat tegen Arsenal…
Een beetje gelijk hebben Ronald en Dick dus wel, geachte toeschouwer. De spelers van het Nederlands elftal hebben aangetoond dat Oranje toch beter af is met een bezigheidstherapeut dan met een bullebak voor de groep en ze hebben al een aardige reeks neergezet: zonder buitenspelers, maar met spelers die de “vrijkomende ruimtes aan de buitenkant goed kunnen benutten, niet door er te staan, maar door er te komen”: de toekomst is aan de backs met grote longen, de Roberto Carlosjes zeg maar. En bij Ajax zijn veel voorhoedespelers weliswaar geblesseerd, maar ook bij Lyon speelde Ajax al puur coun-tervoetbal. Alles voor het resultaat, en de Arena juicht ook bij een saaie 0-0…
Het resultaat vergoedt dus veel, geachte toeschouwer. Dichterbij huis – op veld 2 om precies te zijn – speelt ook BAS 2 dit seizoen gewoon met 2 spitsen en “polyvalente spelers” op de flank, en met resultaat, de broedkamer van BAS 1 prijkt fier boven aan de ranglijst. En uiteraard is deze speelwijze gewoon geënt op het beschikbare spelersmateriaal: als er geen buitenspelers voor handen zijn, dan kun je ze ook niet opstellen en moet je dus 4-4-2 spelen: één van de eerste lessen op de trainerscursus.
En toch is het jammer, geachte toeschouwer. Een echte buitenspeler is (was) toch dé artiest van het elftal, de speler waarvoor mensen speciaal naar het stadion togen. Voorbeelden zijn legio: Coen Moulijn bij Feyenoord (de Kuip zal nu nog vol stromen bij een aankondiging dat Coen op de middenstip zal gaan zwaaien), en vooral bij Ajax hebben vele individualisten op de vleugel gespeeld: Piet Keizer, Tscheu La Ling, Jesper Olsen, Simon Tahamata, Bryan Roy, noem maar op. En nu, aan het begin van de 21e eeuw zijn wij dus getuige van het requiem van de voetbalartiest: het enige wat nog rest zijn oude videobanden en warme gedachten bij de iets oudere voetbalsupporter. Jeugdspelers zullen de dubbele schaar van Ling niet meer aanleren, nee, zij moeten oefenen op een “bananenflanke á la Manfred Kaltz”, en dat na een rush van 60 meter. Jeugdige voetballers zullen zich in partijtjes dus niet meer spiegelen aan artiesten als Rob de Wit, nee, de meestgekozen idolen zullen voortaan Michael Reiziger en Fernando Ricksen heten…
De columnist…