De columnist
zondag 29 september 2002Vandaag – geachte toeschouwer – wil ik het eens met u hebben over de persoon waarvoor iedereen toch zo graag in het bezit wil komen van ons onvolprezen programmaboekje: de columnist… Vanwaar deze totale zelfverheerlijking (of wellicht zelfkritiek), zult u zich afvragen, geachte toeschouwer? Omdat het uw columnist de laatste jaren wel vaker gebleken is dat sommige mensen de mening van uw columnist abusievelijk verwarren met de mening van heel BAS-voetbal en dat is natuurlijk absoluut niet het geval.
De columnist – geachte toeschouwer – kunt u zich het beste voorstellen als een morsig mannetje met modderige knieën (omdat hij zich ’s avonds vaak verdekt moet ophouden in de struiken rondom het trainingsveld, om zo op de hoogte te blijven van verbale botsingen en fysieke aanvaringen tussen spelers), met spitse oren (getraind om elke fluistering in wandelgangen en bestuurskamers te kunnen opvangen), spiedende oogjes (voor het zien van elke “vreemde” gebeurtenis) en uiteraard naar beneden getrokken mondhoeken (hij is uiterst kritisch over tal van zaken en popelt om die zaken die hem niet aanstaan weer in een column aan te dikken). De columnist verstaat dus de kunst om zich praktisch onzichtbaar op tal van plaatsen op te houden om zo op de hoogte te blijven van alle ins en outs die binnen onze vereniging spelen.
Maar waar het dus eigenlijk om gaat – geachte toeschouwer – is de vrijheid van de columnist. De columnist signaleert een “gebeurtenis", maakt vervolgens weer een vreemde schakel in zijn perverse brein en als automatisch zijn weer de 2 kolommetjes op pagina 8 gevuld. Maar natuurlijk overdrijft de columnist daarbij: hij maakt de werkelijkheid graag iets mooier dan die in het echt heeft plaatsgevonden (excuses, geachte toeschouwer), maar vergeet dus nooit dat het slechts om de mening van één – miezerig – persoon gaat:
De columnist…
(Peter de Wit; uit de Volkskrant van 14 september 2002)