Voorzitter
zaterdag 4 mei 2002Vandaag – geachte toeschouwer – wil ik het eens met u hebben over de man die normaal gesproken te midden van zijn ondergeschikten schittert op de eretribune van menig stadion bij thuiswedstrijden van zijn elftal: de voorzitter.
Er zijn eigenlijk twee types voorzitter, geachte toeschouwer. We onderscheiden de “toner” en de “doener”. Om met de eerste te beginnen: bij de toner denk ik aan een zwaar naar dure aftershave ruikende, corpulente man; gehuld in een lange, zwarte, warme jas met bontkraag, de geruite sjaal keurig om de kwabbige nek geslagen, dure, leren handschoenen en de schaarse haren met net iets teveel pommade strak achterover op de verder kale schedel geplakt. Type Gil y Gil, of beter voorbeeld nog, Berlusconi.
Het is dat type dat altijd een beetje angst inboezemt; de geur van gouden horloges voor de scheidsrechter hangt om hen heen, en ook wekken zij de indruk om kleine foutjes van “hun” werknemers niet te tolereren: nog net niet in beton gegoten spelers bij een onverwachte nederlaag, maar het zweemt er wel een beetje naar. Geld – en het liefst zwart – moet verder rollen natuurlijk, kopen om het kopen en beleid is verder niet nodig, hij beslist met het uur weer iets anders. En elke week natuurlijk weer met een fraaie dame pronken op de eretribune..
De doener is meer bezig met de club: type van de Herik. Keiharde nieuwjaarstoespraken, ageren tegen de schwalbe, geld terug vragen bij tegenvallende aankopen: hij zorgt er dus goed voor om steeds de pers te halen, hij is iets te mediageil naar mijn mening, maar hij houdt daarbij wel altijd het clubbelang goed in het oog.
En dan is er natuurlijk het tussentype, geachte toeschouwer. Daarbij denk ik aan een oerhollands (fries?), nuchter type, niet gek te krijgen: de rust zelve op ledenvergaderingen. Hij laat zich als toner – uiteraard – altijd zien (én horen) bij wedstrijden van “zijn” vlaggenschip (en ziet ook graag andere elftallen van zijn clubje spelen), maar doet daarbij niet aan uiterlijk vertoon; hij valt wél op door zijn soms te luide aanmoedigingen. Het vertonen in vijandelijke bestuurskamers is niet echt zijn hobby, liever staat hij met een biertje in de hand nog even na te beschouwen bij de jongens, waarbij opvalt dat hij mindere wedstrijden van de jongens wel accepteert, mits er keihard gewerkt is door de spelers. Het doener behoeft weinig betoog: weliswaar zal hij de pers niet halen met uithalen naar andere clubs, maar hij laat de daden voor zich spreken: er staat een prachtig sportcomplex (helaas nog zonder warm bad ter vervanging van de warming-up) en ook de beleidsuitvoering loopt gesmeerd. Jammer dus dat zo iemand “ja” heeft gezegd tegen de hogere, politieke (zei het lokale) macht…
De columnist…