Huldiging
zaterdag 7 oktober 2000De afgelopen weken - geachte toeschouwer - heeft ook uw columnist met respect en toch ook met enig enthousiasme gekeken naar het sportfestijn aan de andere kant van de aardbol: de Olympische Spelen in Sydney. Ook ik was bevangen door de zogeheten oranjekoorts, ook ik keek elke morgen naar teletekst om te kijken of er de afgelopen nacht nog enige medailles behaald waren en of "we" dus nog een plekje gestegen waren in het medailleklassement ("zijn we de Duitsers al voorbij?") en ook ik volgde gretig de live-uitzendingen van het zwemmen en natuurlijk keek ik 's avonds nog eens naar alle hoogtepunten van het afgelopen etmaal.
Niet alle sporten kunnen me overigens bekoren, maar het helpt al aardig als er toch een Nederlander mee blijkt te doen: ik was toch gefascineerd door het handboogschieten, hoewel ik mezelf nou niet dagelijks 5 uur (of nog langer) bezig zie met mezelf bekwamen in dit spelletje. En toch vroeg ik mezelf af en toe af waarom ik in 's hemelsnaam ooit voor voetbal gekozen heb en geen individuele sport had gekozen: in het voetbal ben je altijd afhankelijk van medespelers die ook wel eens een slechte dag hebben en zo - door een voorzet net te hard voor te geven, zodat uw columnist er net niet bij kan, of door een fraaie voorzet van uw columnist juist niet op waarde schatten en er voor leeg doel wild overheen maaien, of door het geven van een veel te korte terugspeelbal die prompt een tegendoelpunt oplevert - de middag van uw columnist danig kan vergallen. Als je bij judo verliest, kun je alleen jezelf kwaad aankijken, nietwaar?
Maar de afgelopen week kreeg ik weer antwoord op deze prangende vraag: namelijk bij de terugkomst van de met eremetaal behangen sporthelden. Op Schiphol is er nog geen verschil: elke journalist hangt hijgerig aan de jas van welke-sporter-dan-ook om een paar originele quotes los te weken ("ik voel me wel moe ja, na ruim 20 uur vliegen") en de wuivende mensenmassa maakt geen onderscheid tussen een hockeyer of een zwemmer. Maar dan: ik moet er toch niet aan denken bij terugkomst uit Sydney niet meteen je bed in te kunnen duiken thuis, nee, verrassing!, "je wordt vanmiddag al op het stadhuis verwacht, de burgemeester spreekt je toe" en alsof het nog niet erg genoeg is moet je ook in je dunne oranjeblazer (perfect voor een warm Australisch weertype, maar iets te fris voor begin oktober in Nederland) op een onoverdekte kar achter een tochtig paard gaan zitten (in gezelschap van wethouder Hekking en de burgemeester zelf) om je te laten toejuichen door dorpsgenoten die je nog nooit langs de kant van het sportveld hebt zien staan kijken.
Dit lijkt me alleen dragelijk in gezelschap van ploeggenoten: ginnegappen tijdens de speech van Gresel en met enige biertjes op wordt die paardentocht ook een makkie: het gefeest en geschreeuw op de kar zal luide vormen aannemen en Gresel zal uiteindelijk blij zijn lekker naar Bergen op Zoom te kunnen vertrekken: verlost van de Biddinghuizer kampioenen!
Uw columnist.